Bij geschillen tussen ouders over de omgangsregeling of de uitoefening van het gezamenlijk gezag is het mogelijk dat één van de partijen de rechter verzoekt om een dwangsom op te leggen aan de andere partij, indien die partij niet voldoet aan hetgeen hem of haar wordt opgelegd door de rechter. Een dergelijke dwangsom is in de rechtspraak ook al enkele keren ambtshalve opgelegd door de rechter. Dat betekent dat de rechter de dwangsom oplegt zonder dat daarom is verzocht door één van de partijen; de dwangsom wordt uit eigen beweging opgelegd door de rechter.
Aan de Hoge Raad werd recent de vraag voorgelegd of het ambtshalve, uit eigen beweging opleggen van een dwangsom door de rechter in kwesties over omgang of gezag wel is toegestaan. De Hoge Raad kwam tot de conclusie (ECLI:NL:HR:2023:1459) dat dit niet het geval is en overweegt dat de rechter aan een omgangsregeling alleen een dwangsom kan verbinden als een partij daarom heeft verzocht. Dit geldt, aldus de Hoge Raad, ook in kwesties aangaande het gezamenlijk gezag. Hoewel het de taak van de rechter is om het zogenaamde recht op ‘family life’ tussen ouders en kinderen mogelijk te maken, is daarvoor niet vereist dat de rechter de mogelijkheid heeft ambtshalve een dwangsom te verbinden aan een omgangsregeling.
Het is dan ook van belang dat een verzoek in het kader van de omgangsregeling of het gezamenlijk gezag zorgvuldig geformuleerd wordt, en dat er, indien nodig, expliciet wordt verzocht om een dwangsom op te leggen. Uiteraard staat Kerckhoffs Advocaten voor u klaar om u hierbij te ondersteunen!