Maastricht 043 - 321 59 29 | Heerlen 045 - 571 39 33

Artikel 1:85 BW bepaalt dat een echtgenoot hoofdelijk aansprakelijk is voor verbintenissen die de andere echtgenoot aangaat ‘ten behoeve van de gewone gang van de huishouding’. Dat betekent dat de schuldeiser van die verbintenis zich zowel kan verhalen als de handelende echtgenoot (die de verbintenis is aangegaan) als de niet-handelende echtgenoot. Het gerechtshof Amsterdam oordeelde enige tijd geleden (ECLI:NL:GHAMS:2022:3450) in een zaak over artikel 1:85 BW dat voor de vordering van de schuldeiser jegens de handelende echtgenoot een andere verjaringstermijn kan gelden dan voor de vordering van de schuldeiser jegens de niet-handelende echtgenoot. Dit zou betekenen dat een schuldeiser langer de tijd heeft om de niet-handelende echtgenoot aan te spreken dan de handelende echtgenoot. De kwestie is bij de Hoge Raad beland, die er afgelopen zomer uitspraak over deed (ECLI: NL:HR:2024:1027).

Het ging om de terugbetaling van diverse leningen die door de man aangegaan waren (de handelend echtgenoot dus). Zijn toenmalige echtgenote (de niet-handelende echtgenoot) is hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van deze leningen. Het hof oordeelde dat de vordering van de leningverstrekker op de vrouw verjaarde na twintig jaar. Twintig jaar is de standaard verjaringstermijn uit de wet, die geldt indien de wet niet anders bepaalt. Ten aanzien van de man bepaalde de wet wel anders, zo oordeelde het hof – waardoor de vordering van de leningverstrekker op hem al na vijf jaar was verjaard.

De Hoge Raad is het hier echter niet mee eens en vernietigt dit oordeel. De Hoge Raad oordeelde dat zowel de vordering op de man als op de vrouw verjaart na vijf jaar. De reden hiervoor is dat artikel 3:326 BW bepaalt dat de bepalingen die zijn opgenomen in titel 11 boek 3 BW (waarin de wettelijke verjaringstermijnen staan) buiten het vermogensrecht overeenkomstige toepassing vinden, voor zover de aard van de betrokken rechtsverhouding zich daartegen niet verzet. De aard van artikel 1:85 BW verzet zich hier niet tegen, aldus de Hoge Raad, waardoor dezelfde verjaringstermijn van toepassing is op beide echtgenoten. Met het oordeel van de Hoge Raad wordt voorkomen dat de schuldeiser gedurende een langere periode verhaal kan halen op de niet-handelende echtgenoot dan op de handelende echtgenoot.

Verjaringstermijnen kunnen een grote rol spelen in een juridische procedure, en deze uitspraak laat zien dat lang niet altijd voor de hand ligt welke verjaringstermijn van toepassing is in een gegeven situatie. Ons kantoor kan u in dergelijke zaken op een deskundige manier bijstaan.