Eind 2023 is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer dat een aanpassing beoogt van de wettelijke geschillenregeling en een verduidelijking vormt van de ontvankelijkheidseisen in de enquêteprocedure.
De voorgestelde wijzigingen zijn een reactie op het feit dat aandeelhouders in geschillen momenteel vaak voor een enquêteprocedure in plaats van de geschillenregeling kiezen vanwege de snelheid, efficiëntie en effectiviteit ervan, ondanks het ontbreken van mogelijkheden voor permanente overdracht van aandelen in deze procedure.
De beweegredenen van aandeelhouders houden voornamelijk verband met de in de wet gecreëerde mogelijkheid tot het verzoeken van onmiddellijke voorzieningen in een enquêteprocedure. Nadat een enquêteverzoek aanhangig is gemaakt, kan de Ondernemingskamer direct onmiddellijke voorzieningen treffen in de vorm van bijvoorbeeld het overdragen van aandelen ten titel van beheer, het schorsen van een bestuurder en/of het benoemen van een additionele bestuurder met beslissende stem; de geschillenregeling kent een dergelijke marsroute niet.
De nadelige gevolgen van in conflict verkerende aandeelhouders kan met de mogelijkheid van onmiddellijke voorzieningen binnen zeer korte termijn de kop in worden gedrukt. De gedachte van de wetgever dat de geschillenregeling een sneller en goedkoper alternatief zou bieden voor de enquêteprocedure was dan ook al snel achterhaald, na introductie van de mogelijkheid van het treffen van onmiddellijke voorzieningen. De praktijk wijst uit dat – ter doorbreking van een impasse – onmiddellijke voorzieningen ervoor zorgen dat geen (aanvullende) schade wordt aangericht en tegelijkertijd kan worden aangevangen met herstel van gezonde verhoudingen, bijvoorbeeld door vertrek van aandeelhouders.
De OK onderschrijft deze zienswijze. In een van haar beschikkingen[1] oordeelt zij dat “de keuze van een verzoeker voor een enquêteprocedure veeleer blijk geeft van een voorkeur voor een efficiënte en in verhouding weinig tijd en geld vergende aanpak van de beslechting van een geschil”.
Welke concrete veranderingen zijn vervat in het ingediende wetsvoorstel?
Het ingediende wetsvoorstel richt zich met name op de geschillenregeling, die vier procedures omvat: (i) de uitstotingsprocedure (artikel 2:336 BW), (ii) de procedure tot overdracht van stemrecht voor het geval het stemrecht berust bij een vruchtgebruiker of pandhouder van aandelen (artikel 2:342 BW), (iii) de uittredingsprocedure (artikel 2:343 BW) en (iv) de verzoekschriftprocedure waarin de rechter kan worden verzocht de prijs van de aandelen vast te stellen indien tussen de partijen overeenstemming bestaat over het uittreden van een aandeelhouder, maar niet over de prijs (artikel 2:343c BW).
Het wetsvoorstel houdt rekening met de praktische behoeften van aandeelhouders, waardoor voeging met een enquêteverzoek eenvoudiger wordt. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk om in één verzoekschrift zowel een verzoek tot uitstoting of uittreding als een enquêteverzoek in te dienen. Daarnaast wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om gedragingen van aandeelhouders in andere hoedanigheden dan die van aandeelhouder (bijvoorbeeld als bestuurder) mee te nemen in de belangenafweging voor uitstoting.
Het wetsvoorstel verruimt ook het toepassingsbereik van de geschillenregeling tot vergadergerechtigde certificaathouders onder specifieke omstandigheden. Hierdoor kunnen zij een verzoek tot uittreding indienen als hun rechten worden geschaad door andere certificaathouders, aandeelhouders, de stichting administratiekantoor of de vennootschap.
Al met al belooft het wetsvoorstel een effectiever systeem voor het oplossen van aandeelhoudersgeschillen te bieden en kan het een interessanter alternatief worden voor de huidige enquêteprocedure.
Heeft u vragen of wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem gerust contact op!