De Brexit nadert op het moment dat ik dit stukje schrijf zijn ontknoping. Op welke wijze (met of zonder deal) is nog steeds ongewis. Teneinde Brexitchaos zoveel mogelijk te voorkomen heeft de Nederlandse wetgever geanticipeerd en binnen enkele maanden de Verzamelwet Brexit door het parlement gejaagd (indiening van het wetvoorstel bij de Tweede Kamer op 16 november 2018, aangenomen door Eerste Kamer op 26 maart 2019). De term ‘verzamelwet’ geeft aan wat de wet in de eerste plaats inhoudt: Allerlei wijzigingen in wetten om de Brexit soepeltjes te laten verlopen, ongeacht het tijdstip waarop de Brexit plaatsvindt. Denk vooral aan wijzigingen op het gebied van de sociale zekerheid en de zorgverzekeringswetgeving.
In de tweede plaats houdt de Verzamelwet er rekening mee dat de Brexit allerlei thans onvoorspelbare gevolgen kan hebben, die dus op voorhand niet bij wet getackeld kunnen worden. Dit wordt opgelost door een artikel in de Verzamelwet op te nemen (artikel X) dat bij onvoorziene en onverwachte Brexitgevolgen snel door de regering (tijdelijke) noodregels kunnen worden gesteld, welke noodregels kunnen afwijken van de bestaande regelgeving. Die noodregels kunnen bij algemene maatregel van bestuur en ook bij ministeriële regels worden opgelegd. Dat een ministerieel besluit een formele wet als het ware aan de kant kan zetten is in democratisch en rechtsstatelijk opzicht aanvechtbaar, maar de aan de Verzamelwet ten grondslag liggende filosofie is dat nood wet kan breken. Toch is het opmerkelijk dat het parlement een stap opzij zet en het aan de minister (en aan de ambtelijke deskundigheid op diens ministerie) overlaat om adequaat te reageren als er ten gevolge van de Britse uittreding crisis en chaos uitbreekt.