In beginsel lijkt de vraag, of de wettelijke handelsrente dan wel de wettelijke rente van toepassing is, aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad gemakkelijk te kunnen worden beantwoord. Toch blijkt uit de praktijk dat zowel rechtbanken als gerechtshoven niet altijd de juiste beoordelingsmaatstaf toepassen.

De wet bepaalt dat indien een schuldenaar toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis tot betaling van een geldsom, de schuldeiser recht heeft op wettelijke rente. De grondslag voor de aanspraak op wettelijke rente is vastgelegd in artikel 6:119 BW. De hoogte van de wettelijke rente is niet in de wet vastgelegd, maar wordt nader bepaald bij Algemene Maatregel van Bestuur en is sinds 1 juli 2023 6%.

De wettelijke handelsrente is vastgelegd in artikel 6:119a BW. De rentevoet van de wettelijke handelsrente is aanmerkelijk hoger dan de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De wettelijke handelsrente is sinds 1 juli 2023 12% en is van toepassing op handelstransacties. Essentieel is dan ook om vast te stellen of er sprake is van een handelstransactie. Een handelstransactie is iedere transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties, die leidt tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding.

Welke variant van rente van toepassing is, wordt bepaald aan de hand van de uitleg van de overeenkomst waar partijen zich op beroepen. De vraag is steeds of de rente wordt berekend over de directe tegenprestatie uit de hoofdovereenkomst zelf, of over een afgeleide vordering die uit de overeenkomst voortvloeit. Indien in rechte wordt vastgesteld dat sprake is van een directe prestatie uit een handelsovereenkomst (bijvoorbeeld betaling van een koopsom) dan wordt de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toegepast. In alle andere gevallen (bijvoorbeeld schadevergoeding wegens ontbinding van die handelsovereenkomst) is de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd.

De uitleg van de Hoge Raad is als volgt: “Art. 6:119a BW heeft alleen betrekking op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst. Dit betreft de primaire betalingsverplichting uit de handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente ziet dus niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe zo’n overeenkomst aanleiding kan geven, en derhalve evenmin op een vordering uit onverschuldigde betaling.”.

Vragen over dit onderwerp? Kerckhoffs Advocaten staat u graag te woord.

In het zakelijke verkeer is sinds lange tijd een maximale betalingstermijn van toepassing. Alhoewel de wet uitgaat van een algemene betalingstermijn van 30 dagen, kunnen partijen hiervan afwijken. Daarbij kan in eerste instantie een uiterste dag van betaling van ten hoogste 60 dagen worden overeenkomen. Een langere betalingstermijn is echter ook mogelijk onder bepaalde omstandigheden. Deze laatste mogelijkheid is wel aan banden gelegd indien de schuldeiser een MKB-bedrijf is en de schuldenaar een grootbedrijf is.

Vanaf 1 juli 2022 is de maximale wettelijke betalingstermijn voor een grootbedrijf om een factuur te betalen van 60 dagen verkort naar 30 dagen. De schuldenaar is aan de merken als grootbedrijf indien zij voldoet aan ten minste twee van de volgende drie voorwaarden:

In de praktijk bleken met name grootbedrijven te schommelen met hun betaalgedrag. Sinds 2015 was er zelfs geen verbetering opgetreden in het betaalgedrag van grootbedrijven ten opzichte van MKB’ers. Als gevolg van het uitblijven van tijdige betalingen ervoeren MKB-bedrijven de nodige problemen. Daarbij ging het onder meer om liquiditeitskrapte en bijkomende rentelasten. Door een achterblijvende liquiditeit was het financieren van voorraden weer problematisch. Deze risico’s werden in corona-tijd alleen maar groter.

In het verleden is er dan ook van het MKB meermaals aangedrongen op beperking van de maximale betalingstermijn van grootbedrijven. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de huidige wetswijziging. Deze maximale betalingstermijn van 30 dagen is daarnaast van toepassing indien een kleine zelfstandige (ZZP’er) werkzaamheden verricht voor een grootbedrijf en een factuur verstuurd.

Wie vanaf 2022 een overeenkomst sluit krijgt meteen te maken met de aangepaste betalingstermijn. Voor lopende overeenkomsten geldt een overgangstermijn van één jaar. Na deze periode dienen ook lopende overeenkomsten in overeenstemming te worden gebracht met de nieuwe wetgeving.

Buitengerechtelijke kosten zien op de kosten van de ingebrekestelling en de buitengerechtelijke incassokosten. Vaak worden de kosten aangeduid als (buitengerechtelijke) incassokosten.

Op 1 juli 2012 is de Incassowet en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten in werking getreden. Deze nieuwe wet beoogt consumenten en eenmanszaken te beschermen tegen het in rekening brengen van te hoge incassokosten.

Redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte

Deze kosten zijn in de wet specifiek aangemerkt als schade (in artikel 6:96 lid 2 sub c BW) en komen voor vergoeding in aanmerking. Denk aan de advocaatkosten bij het innen van vordering of het in gebreke stellen van een wederpartij. Kosten die ter voorbereiding van een procedure zijn gemaakt vallen niet onder buitengerechtelijke kosten. Deze kosten worden meegenomen in de proceskosten.

Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten

De incassowet normeert de incassokosten van geldvorderingen, waarbij de hoogte van de incassokosten wordt vastgesteld aan de hand van een percentage van de hoofdsom van de vordering.

Naarmate de hoofdsom van de vordering hoger wordt, wordt het percentage trapsgewijs lager. Bij deze normering geldt tevens een minimumbedrag en een maximumbedrag. Voor een hoofdsom tot € 2.500,- bedragen de incassokosten 15%, met een minimum van € 40,- (!); voor de volgende € 2.500,- 10%, en voor de volgende € 5.000,- 5%, zodat hoofdsommen tot € 10.000,- het maximum € 875,- bedraagt. Tussen de € 10.000,- en de € 200.000,- bedragen de incassokosten 1% (derhalve een maximum van € 2.775,-), en voor alles boven de € 200.000,- 0,5%, tot een maximum van € 6.775,-. Doordat deze staffel nu wettelijk is vastgelegd, is het voor partijen veel duidelijker welke incassokosten in rekening gebracht mogen worden. Vragen over de redelijkheid van de hoogte van de incassokosten hoeven in principe niet meer aan de rechter te worden voorgelegd (zoals voorheen het geval was).

Zakelijke vorderingen: geen regels over betalingstermijn

Bij zakelijke vorderingen (b2b) kan de vergoeding van de incassokosten al direct in rekening gebracht worden zodra de betalingstermijn van de vordering is verstreken. Voor bedrijven is dus niet wettelijk voorgeschreven dat er een aanmaning moet worden verstuurd.

Iedere ondernemer krijgt in zijn loopbaan wel te maken met producten of diensten die niet deugen. Bijvoorbeeld als een leverancier producten levert die ongeschikt of ondermaats zijn. Ook particulieren kunnen hiermee te maken krijgen. Dit kan soms grote problemen, waaronder schade, als gevolg hebben. In dat kader is van belang dat op de juiste manier een ingebrekestelling wordt verstuurd. Als dit niet gebeurt en er herstel of vervanging plaatsvindt zonder ingebrekestelling, vervalt mogelijk het recht op schadevergoeding. Als u constateert dat u een gebrekkige dienst of product geleverd krijgt, moet u allereerst dus denken aan de ingebrekestelling.

De praktijk wijst uit dat vaak wel een soort ingebrekestelling wordt verstuurd. Echter, deze ingebrekestelling voldoet meestal niet aan de eisen van de wet. Als u ervoor wil zorgen dat uw ingebrekestellingen wel voldoen aan de eisen van de wet, zijn drie dingen belangrijk:

  1. u moet een termijn stellen aan de wederpartij;
  2. die redelijk is;
  3. om alsnog deugdelijk na te komen.

Bij alle drie deze eisen worden vaak fouten gemaakt. Zo wordt soms vergeten een uitdrukkelijke termijn te stellen, zoals bijvoorbeeld een termijn van twee weken. Hoe lang deze termijn moet zijn, verschilt per situatie. De termijn moet ‘redelijk’ zijn. In de praktijk komt het neer op het gebruiken van uw gezond verstand. Een termijn van twee weken voor het opnieuw leveren van kantoorartikelen is eerder redelijk dan een termijn van twee weken voor het alsnog deugdelijk (ver)bouwen van een hele bovenverdieping. Het leveren van kantoorartikelen is stukken eenvoudiger dan het (ver)bouwen van nieuwe verdiepingen op of aan panden. Als vuistregel geldt: de makkelijker het is om te presteren of herstellen, de korter de termijn kan zijn.

Ten slotte moet de termijn zien op de mogelijkheid tot nakomen door de wederpartij. Wat vaak gebeurt is dat er wel een termijn wordt gegeven in de ingebrekestelling, maar dat deze termijn ziet op het betalen van de schade. Daar moet u mee oppassen. De termijn die u geeft moet zien op een mogelijkheid om na te komen of te herstellen, anders is er volgens de wet niet sprake van een goede ingebrekestelling.

De ingebrekestelling blijkt voor veel ondernemers een doolhof. Als u echter de bovenstaande drie richtlijnen volgt, bent u hopelijk meer wegwijs in dit doolhof. Dan loopt u minder risico om uw geleden schade niet vergoed te zien.

Aansluitend op onze nieuwsbrief d.d. 6 januari jl. het navolgende. Welke stappen dienen te worden doorlopen voordat u (of wij voor u) een ingebrekestelling sturen?

Aanmaning

Met een aanmaning eist u als schuldeiser dat een openstaande factuur wordt betaald. Deze wordt verstuurd als een betalingstermijn van een factuur is verstreken. Op dit moment is een schuldeiser in verzuim. Een aanmaning kan naar zowel zakelijke als particuliere klanten worden gestuurd. Er is wel een verschil.

Bij een zakelijke klant bent u niet verplicht een aanmaning te versturen. Na de wettelijke betalingstermijn van 30 dagen zou u in beginsel direct een ingebrekestelling naar de debiteur kunnen sturen. Dit gebeurt meestal niet. In de praktijk wordt eerst een herinnering (aanmaning) gestuurd.

Bij een particuliere klant stuurt u in ieder geval een betalingsherinnering. Direct daarna stuurt u een brief waarin u de debiteur sommeert te betalen binnen 14 dagen na ontvangst van de brief. Pas als die betaling uitblijft kunnen incassokosten in rekening worden gebracht.

Let op: een aanmaning moet voldoen aan een aantal formele eisen. Het is van groot belang dat de aanmaning correct en volgens wettelijke regels is opgesteld. Kleine fouten in de aanmaning kunnen leiden tot uitstel van de incasso of de situatie dat u de incassokosten niet kunt verhalen bij de debiteur.

Tot slot; een aanmaning of herinnering per e-mail versturen is rechtsgeldig. Deze conclusie kan enkel worden getrokken voor een ingebrekestelling, indien u kunt aantonen dat de wederpartij de betreffende e-mail met daarin vervat een ingebrekestelling heeft ontvangen. Inmiddels is er namelijk jurisprudentie gewezen waarin is geoordeeld dat een ingebrekestelling per e-mail voldoet aan het ‘schriftelijkheidsvereiste’, hetgeen betekent dat het sturen van een ingebrekestelling per e-mail dus is toegestaan. Zet altijd uw lees- en ontvangstbevestiging aan, omdat de bewijslast bij u ligt. De meest veilige manier om een ingebrekestelling te sturen is per aangetekende post.

Geachte relatie,

Het nieuwe jaar is begonnen, maar voor veel ondernemingen geldt helaas dat er nog openstaande facturen zijn uit 2020. Dit is niet fijn en daarnaast kost het wellicht veel tijd om deze facturen te innen.

Graag maak ik u bekend met ons snelle en kosteloze incassotraject.

Hoe werkt het?

U stuurt uw factuur naar maastricht@kerckhoffsadvocaten.nl of v.kerckhoffs@kerckhoffsadvocaten.nl. Afhankelijk van het tijdstip wordt diezelfde dag of de dag erna een aangetekend schrijven gestuurd naar de debiteur. Mocht na dit schrijven niet betaald worden, dan zal nog een telefonisch of per e-mail contact worden gezocht. Indien dan geen betaling volgt en rechtsmaatregelen dienen te worden getroffen, worden pas dan kosten in rekening gebracht. Uiteraard in overleg met u.

Hopelijk kunnen wij u op deze manier van dienst zijn en ontzorgen.

Mocht u meer informatie over dit traject willen ontvangen, neem gerust contact met ons op.

Op aanmaningen en ingebrekestellingen verschijnen ze vaak; de buitengerechtelijke (incasso)kosten . Dit zijn de kosten die een schuldeiser moet maken om een schuldenaar tot betaling te manen. Hoewel deze kosten vaak in rekening worden gebracht, zijn deze niet altijd daadwerkelijk verschuldigd. Ook worden deze kosten vaak ‘fout’ in rekening gebracht. Hieronder een kort overzicht.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen handelscontracten (tussen ondernemingen) en consumententransacties (tussen ondernemingen en consumenten/particulieren). Bij handelscontracten geldt hetgeen partijen daarover hebben afgesproken. Het is dus mogelijk om zelf afspraken te maken over de buitengerechtelijke kosten. Worden deze afspraken niet gemaakt, dan geldt de wettelijke staffel.

Wat veel ondernemers niet weten is dat, zelfs als er geen kosten zijn gemaakt, bij te late betaling er altijd € 40,- verschuldigd is. Zelfs als er maar één dag te laat is betaald, kan aanspraak worden gemaakt op de verhoging van € 40,-. Let op: dit geldt alleen bij handelscontracten.

Bij consumenten is het een stuk ingewikkelder. Zo is het onmogelijk om af te wijken van de wettelijke staffel. Een ondernemer kan niet met een consument bindende afspraken maken over de buitengerechtelijke kosten. Ook is het moeilijker om daadwerkelijk aanspraak te kunnen maken op deze kosten. Hiervoor gelden veel strengere eisen dan bij handelscontracten. Het komt erg vaak voor dat de buitengerechtelijke kosten bij consumenten verkeerd worden aangezegd. Bijvoorbeeld doordat een verkeerde termijn wordt gehanteerd. Het gevolg daarvan is dat de buitengerechtelijke kosten niet verschuldigd zijn. Het is dus belangrijk om bij de incassering van vorderingen, zowel als schuldeiser als schuldenaar, er goed op te letten dat aan alle voorden is voldaan.