Wanneer is sprake van een arbeidsovereenkomst en wanneer is sprake van een overeenkomst van opdracht? Het antwoord op deze vraag is sinds het arrest van de Hoge Raad van 6 november jl. ingrijpend veranderd.
Tot aan vorengenoemd arrest was i) het oogmerk/de omschrijving van partijen en ii) de wijze waarop partijen feitelijk uitvoering aan de overeenkomst hebben gegeven van doorslaggevend belang voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een dienstverband of van een zzp-constructie. Dientengevolge werd in veel overeenkomsten van opdracht uitdrukkelijk bepaald dat partijen niet beogen een arbeidsovereenkomst met elkaar aan te gaan. Zodoende kon de werkgever voorkomen dat er sprake zou zijn van een dienstverband tussen partijen.
Door het arrest van de Hoge Raad is hier verandering in gekomen. Niet langer is van doorslaggevend belang welk oogmerk partijen voorafgaand aan de overeenkomst hadden. Enkel de uitvoering en de wijze waarop zij invulling hebben gegeven aan de overeenkomst is van doorslaggevend belang voor de vraag of er wel of geen sprake is van een dienstverband.
Voornoemd arrest kan grote gevolgen hebben voor een grote groep zzp’ers. Denk aan de groep werkzaam in de bouw, die vrijwel hetzelfde werk verricht als collega’s in loondienst. Voor hen kan het arrest ten gevolge hebben dat er sprake is van een dienstverband en dat zij in loondienst zijn. Dat heeft niet alleen grote gevolgen voor de betreffende zzp’ers maar ook voor de werkgevers die hiermee te maken krijgen. Overigens kan het arrest ook andersom impact hebben. Denk bijvoorbeeld aan ziekenhuizen die liever hebben dat zelfstandige specialisten in loondienst komen.
Het arrest geeft in ieder geval stof tot nadenken en zal aanleiding vormen voor de nodige discussies in de rechtszaal. De tijd dat werkgevers met een eenvoudige zinsnede in de overeenkomst konden voorkomen dat er sprake is van een dienstverband, lijkt in ieder geval definitief voorbij!