In maart 2021 heeft de Rechtbank Limburg (locatie Roermond) vragen gesteld aan de Hoge Raad over Corona en huur. Gevraagd is, kortgezegd, of verhuurders gehouden zijn om huurkorting te verlenen. Indien dat het geval is, is eveneens gevraagd hoe deze korting moet worden berekend. Deze kwestie ziet op de huur van bedrijfsruimtes die van publiek afhankelijk zijn, zoals winkels, restaurants en cafés.
Deze vragen zijn nog niet beantwoord door de Hoge Raad. Wel is het advies van de Procureur-Generaal (hierna: “PC”) aan de Hoge Raad bekend. Dit advies wordt meestal gevolgd door de Hoge Raad (maar niet altijd). In dit advies gaat de PC uitgebreid in op de juridische vraag of huurkorting ten gevolge van de coronacrisis geoorloofd is. Naar mening van de PC is dit het geval.
De PC meent dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid oplevert waar niemand rekening mee had gehouden bij het aangaan van de huurovereenkomst. De gevolgen van deze crisis zijn zo ernstig en waren zo onverwacht, dat normale instandhouding van de huurovereenkomst niet langer redelijk is. Naar mening van de PC dient de huurovereenkomst tijdelijk te worden gewijzigd op zodanige wijze het nadeel gelijk wordt verdeeld tussen de huurder en verhuurder. Het verdelen van dit nadeel komt neer op een percentage aan huurkorting dat gelijk is aan de helft van het percentage omzetderving.
Dit advies aan de Hoge Raad komt overeen met vrijwel alle eerdere uitspraken van de rechtbanken en gerechtshoven. De verwachting is dan ook dat de Hoge Raad een soortgelijk oordeel zal vellen. Het laatste woord is echter aan de Hoge Raad.