In 2020 zijn er veel kortgeding ( een snelle spoedprocedure) procedures gevoerd tussen huurder en verhuurders van winkels, horecaondernemingen, reisbureaus en andere bedrijven. De inzet van deze procedure was een opschorting van de huur met als uiteindelijk doel een huurkorting te verkrijgen.
Na meer dan een jaar met meerdere procedures druppelen in 2021 de eerste bodemuitspraken (normale procedures) binnen. De meeste rechtbanken zitten op dezelfde lijn: omzetderving als gevolg van de Coronacrisis en als gevolg van de overheidsmaatregelen kan leiden tot een geslaagd beroep op huurkorting. De gevolgen van de coronacrisis, waaronder de gedwongen sluiting, leveren namelijk een gebrek op aan het gehuurde. Ook een beroep op onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW) is kansrijk. Er is zelfs al enige duidelijkheid over de manier waarop de huurkorting moet worden berekend. De Rechtbank Amsterdam gaat uit van de volgende staffel, die door de meeste rechtbanken wordt gevolgd:
Zoals reeds overwogen wordt als uitgangspunt genomen dat als sprake is van een omzetdaling als gevolg van de coronacrisis (hierna: d), de huurprijs in beginsel wordt gewijzigd, waarbij als uitgangspunt geldt dat de tegenvaller gelijkelijk over de huurder en de verhuurder moet worden verdeeld. Indien sprake is van een omzetdaling van 100% wordt de oorspronkelijke huurprijs (hierna: oh) in beginsel verminderd met 50%. De gewijzigde huurprijs (hierna: gh) kan dan worden berekend volgens deze formule: oh – (d% ÷ 2) = gh.
Over de rol van de TVL binnen deze berekening, verschillen de rechtbanken nog van mening. De rechtbank Overijssel bijvoorbeeld oordeelt hier anders over dan de rechtbank Amsterdam.
Dit alles kan echter nog allemaal veranderen. De rechtbank Limburg heeft namelijk prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Dit betekent dat de Hoge Raad, het hoogste rechtscollege van het land, een uitspraak gaat doen over hoe met Corona en huurkorting moet worden omgegaan. Of deze oordeelt dat huurkorting niet op zijn plaats is, valt te betwijfelen. Bijna alle lagere rechtspraak neigt namelijk wel naar die conclusie. Echter, alles is nog mogelijk.