Vanaf 2016 is tijdelijke verhuur mogelijk. Voor zelfstandige woonruimtes geldt een maximumtermijn voor 2 jaren, voor onzelfstandige woonruimtes is deze termijn 5 jaren. Als deze periode verstrijkt, kan de verhuurder (als hij het op de juiste wijze doet) de huurder uit de woning zetten, zonder dat de huurbescherming van toepassing is. Daar staat tegenover dat bij een huur voor bepaalde tijd de verhuurder geen opzegverbod voor de huurder kan opnemen. Kort gezegd: een huur voor bepaalde tijd en een huur met een minimumduur (voor de huurder) sluiten elkaar uit.
Dit laatste gaat echter in de praktijk vaak mis. Verhuurders gebruiken vaak een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, met daarin wél een opzegverbod voor de huurder. Wat nog vaker voorkomt is dat een huurovereenkomst onduidelijk is en kan worden geïnterpreteerd als beide typen overeenkomsten (minumumduur of bepaalde tijd). Dit wordt door de rechterlijke macht vaak afgestraft, door de volledige huurbescherming alsnog van toepassing te verklaren. Veel verhuurders komen er dus tot hun schrik achter dat ze meenden een huur voor bepaalde termijn te zijn overeengekomen, maar deze bleek achteraf voor onbepaalde termijn te zijn. Met alle (ernstige) gevolgen van dien. Dit probleem kan worden voorkomen door een duidelijke huurovereenkomst te gebruiken die voldoet aan de wet. In de praktijk blijkt men het echter lastig te vinden een dergelijke overeenkomst op te stellen.