Maastricht 043 - 321 59 29 | Heerlen 045 - 571 39 33

In beginsel lijkt de vraag, of de wettelijke handelsrente dan wel de wettelijke rente van toepassing is, aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad gemakkelijk te kunnen worden beantwoord. Toch blijkt uit de praktijk dat zowel rechtbanken als gerechtshoven niet altijd de juiste beoordelingsmaatstaf toepassen.

De wet bepaalt dat indien een schuldenaar toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis tot betaling van een geldsom, de schuldeiser recht heeft op wettelijke rente. De grondslag voor de aanspraak op wettelijke rente is vastgelegd in artikel 6:119 BW. De hoogte van de wettelijke rente is niet in de wet vastgelegd, maar wordt nader bepaald bij Algemene Maatregel van Bestuur en is sinds 1 juli 2023 6%.

De wettelijke handelsrente is vastgelegd in artikel 6:119a BW. De rentevoet van de wettelijke handelsrente is aanmerkelijk hoger dan de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. De wettelijke handelsrente is sinds 1 juli 2023 12% en is van toepassing op handelstransacties. Essentieel is dan ook om vast te stellen of er sprake is van een handelstransactie. Een handelstransactie is iedere transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties, die leidt tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding.

Welke variant van rente van toepassing is, wordt bepaald aan de hand van de uitleg van de overeenkomst waar partijen zich op beroepen. De vraag is steeds of de rente wordt berekend over de directe tegenprestatie uit de hoofdovereenkomst zelf, of over een afgeleide vordering die uit de overeenkomst voortvloeit. Indien in rechte wordt vastgesteld dat sprake is van een directe prestatie uit een handelsovereenkomst (bijvoorbeeld betaling van een koopsom) dan wordt de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toegepast. In alle andere gevallen (bijvoorbeeld schadevergoeding wegens ontbinding van die handelsovereenkomst) is de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd.

De uitleg van de Hoge Raad is als volgt: “Art. 6:119a BW heeft alleen betrekking op de geldelijke tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten op grond van een handelsovereenkomst. Dit betreft de primaire betalingsverplichting uit de handelsovereenkomst. De wettelijke handelsrente ziet dus niet op andere geldelijke verplichtingen waartoe zo’n overeenkomst aanleiding kan geven, en derhalve evenmin op een vordering uit onverschuldigde betaling.”.

Vragen over dit onderwerp? Kerckhoffs Advocaten staat u graag te woord.