Volgens artikel 7:688 lid 1 BW dient een werkgever zijn werknemer schriftelijk te informeren over het einde van zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dat dient uiterlijk te gebeuren een maand voordat de arbeidsovereenkomst eindigt. Gebeurt het hiervoor benoemde niet, dan is werkgever op grond van artikel 7:699 lid 3 BW een vergoeding verschuldigd aan zijn werknemer, gelijk aan het bedrag van één maandloon indien werkgever niet tijdig nakomt.
Het komt regelmatig voor dat werkgever een werknemer wel informeert over het naderende einde van zijn arbeidsovereenkomst, maar dit slechts mondeling doet. Dat is toch ook voldoende, werknemer weet immers dat het einde van zijn arbeidsovereenkomst nadert? Nee, zo heeft de Hoge Raad bepaald, in een onlangs gepubliceerd arrest (ECLI:NL:HR:2022:1374).
De kwestie die bij de Hoge Raad voorlag handelde over een werkgever die een medewerker tijdens een gesprek op 30 oktober 2019 heeft medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst na 1 december 2019 niet zal worden verlengd. Werknemer vordert vervolgens een aanzegvergoeding, omdat de aanzegging niet schriftelijk maar slechts mondeling is gebeurd.
De kantonrechter is het eens met de werkgever en wijst het verzoek van werknemer af. Het hof en de Hoge Raad oordelen anders. Zij stellen vast dat de aanzegverplichting van een werkgever van dwingend recht is. De aanzegvergoeding heeft een prikkel tot naleving van de plicht tot schriftelijke aanzegging volgens de Hoge Raad. Daaruit valt af te leiden dat de aanzegvergoeding steeds verschuldigd wordt als niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste, ook als het voor een werknemer op een andere manier duidelijk is geworden dat de arbeidsovereenkomst eindigt.
De werkgever dient aldus uiterlijk één maand voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst aan werknemer, altijd schriftelijk, mede te delen dat de arbeidsovereenkomst eindigt. Mondeling aanzeggen volstaat niet!