Maastricht 043 - 321 59 29 | Heerlen 045 - 571 39 33

In een klassieke uitspraak van 30 juni 2004 heeft de hoogste bestuursrechter (RVS:2004:AP46831) geoordeeld dat gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving het bestuur in geval van een overtreding van een wettelijk voorschrift in de regel verplicht is dat voorschrift te handhaven: Dit is de beginselplicht tot handhaving. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren te handhaven.

Bijzondere omstandigheden (te denken valt aan persoonlijke omstandigheden, tijdsverloop, leeftijd, gevolgen voor familieleden, wel/geen last voor de omgeving) leiden niet vaak tot een uitzondering op de handhavingsplicht. Het algemeen belang geeft dikwijls de doorslag.

Geen bijzondere omstandigheden (voorbeelden):

  • 55 jaar bestaande schaapskooi (RVS:2024:1829); Dakloosheid (mits redelijke begunstigingstermijn wordt verleend) (RVS:2024:643)
  • Hekwerk, ondanks ontbreken van overlast (RVS:2024:4266);
  • Schuur bewoond door hoogbejaarden (RVS:2022:1152);
  • Recreatiewoning permanent bewoond door gezin (RVS:2022:386).

Echter als gevolg van de toeslagenaffaire is de Afdeling Bestuursrechtspraak meer gewicht gaan toekennen aan het evenredigheidsbeginsel (ABRvS 2 februari 2022, RVS: 2022:285). De regeldictatuur en het woud van regels waartussen de bomen niet meer zichtbaar waren voor de gewone burger vormden daarvan de beweegredenen. De handhaving was veel te ver doorgeschoten.

De onevenredigheid is daarom een belangrijke correctie op de beginselplicht tot handhaving  geworden. De Afdeling Bestuursrechtspraak formuleert het zo: “Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit (handhaving van het wettelijk voorschrift) niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat  (een al bekende uitzondering). Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.”

Doorgaans kunnen alleen overtredingen van zeer geringe aard en ernst op basis van de evenredigheid leiden tot afzien van handhaving. Het algemeen belang dat gediend is met handhaving weegt meestal zwaarder.

De nieuw geformuleerde uitzondering leidt (uiteraard) tot een bonte casuïstiek in de rechtspraak. Wanneer is de handhaving nu wél en wanneer is deze niet onevenredig.

Niet geringe overtredingen (voorbeelden):

  • Bouw van bijgebouw buiten bouwvlak zonder vergunning (RVS:2024:2223);
  • Overschrijding maximale bouwhoogten met 0,6 tot 1,6 meter (RVS 2024:4266)

Wél geringe overtredingen (voorbeelden):

  • Realiseren van ramen in plaats van de vergunde blindnissen (RVS:2024:4057);
  • Bouw Franse balkons groter dan de vergunde maat (RVS:2024:3097;

De belangen moeten worden afgewogen. Bij dat laatste speelt een grote rol of er al dan niet sprake is van een overtreding van meet af aan. Dit blijkt uit de volgende uitspraken

  • Illegale bewoning van hotel. Handhaven is niet onevenredig  (RVS:2024:643);
  • Handhaving bij PAS-melders wordt (nog) onevenredig geoordeeld (RVS:2024:844). In plaats van het verlenen van een vergunning was volstaan met een melding op basis van door de nationale overheid vastgesteld stikstofbeleid in het programma aanpak stikstof (PAS), welk beleid, zoals later door de rechter werd vastgesteld, in strijd was met Europees recht, zodat niet had mogen zijn volstaan met een melding maar er een vergunningplicht bestond. Die vergunningen zijn weliswaar nog niet verleend maar desalniettemin is handhaving volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak (nog) niet aan de orde.

Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op.