Maastricht 043 - 321 59 29 | Heerlen 045 - 571 39 33

Op 1 januari 2024 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. Het publiekrecht over de fysieke leefomgeving (meer dan 26 wetten en diverse maatregelen van bestuur) wordt in één wet, vier algemene maatregelen van bestuur en één ministeriële regeling gebundeld. Het zal duidelijk zijn dat deze enorme stelselovergang vergt dat de transformatiefase soepel, met zo min mogelijk juridische problemen verloopt. Daarvoor worden in de omgevingswet en de invoeringswet een aantal aspecten geregeld. Ik zal de belangrijkste daarvan in dit artikel benoemen.

  1. De lappendeken aan bestemmingsplannen binnen een gemeente verdwijnt. Per gemeente zal er één omgevingsplan gelden. Dezelfde bestemmingsplannen vormen dus tezamen één omgevingsplan. De bestaande bestemmingsplannen worden automatisch onderdeel van het nieuwe omgevingsplan. De bestaande bestemmingsplannen samen met een groot aantal regels die momenteel in het Bouwbesluit, Activiteitenbesluit en het Besluit Omgevingsrecht staan en uit die besluiten worden geschrapt (zo’n 600 regels die in de literatuur worden aangeduid als de bruidsschat, waarbij het Rijk fungeert als vader van de bruidegom en de gemeente als bruid) vormen het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Dat tijdelijke deel treedt op 1 januari 2024 meteen in werking. In het tijdelijke deel kan na 1 januari 2024 niets veranderd worden, tenzij het betreft een plan (meestal een bestemmingsplan) waarvan de procedure voor 1 januari 2024 al was gestart.

 

  1. Naast het tijdelijke deel kent het omgevingsplan ook een nieuw deel. De bedoeling is dat in 2029 het tijdelijke deel vervangen is door het nieuwe deel. Het nieuwe deel omvat het na 1 januari 2024 in procedure gebrachte omgevingsplan of wijziging daarvan. Onderdeel van het nieuwe deel zijn bovendien een aantal verordeningen, zoals de APV. Deze lokale verordeningen blijven dus na 1 januari 2024 los van het omgevingsplan gelden en worden pas onderdeel van het omgevingsplan als de gemeente de betreffende lokale verordening in het omgevingsplan opneemt.

 

  1. Bestaande omgevingsvergunningen worden meestal een Omgevingswetvergunning. Soms vervalt in de nieuwe omgevingswet de vergunningplicht (bijvoorbeeld bij opslag van meer dan 10.000 kubieke meter grond). De in dergelijke vergunningen opgenomen voorschriften worden dan maatwerkvoorschriften op grond van het Besluit Activiteiten Leefomgeving (één van de vier amvb’s op basis van de Omgevingswet). Soms roept de Omgevingswet een vergunningsplicht in het leven voor een bestaande milieuactiviteit. Die bestaande activiteit wordt dan automatisch voor onbepaalde tijd vergund.

 

  1. Lopende procedures worden afgewikkeld op basis van het tot 1 januari 2024 geldende recht. IJkpunt is de aanvraag, die vóór 1 januari 2024 moet zijn ingediend. Als geen sprake is van een aangevraagd besluit, maar van een ambtshalve besluit (zoals een bestemmingsplan) waarvan eerst een ontwerp ter inzage moet worden gelegd dan wordt het nieuwe recht toegepast als de terinzagelegging van dat ontwerpbesluit na 1 januari 2024 geschiedt. Gebeurt die terinzagelegging voordien dan wordt aangeknoopt bij het oude recht.